Dread wordt gewoonlijk gevolgd door de gerundium of een bezittelijk bijvoeglijk naamwoord + de gerundium. De meest voorkomende uitzondering is wanneer dread gevolgd wordt door de infinitief bij gebruik met think, in de uitdrukking I dread to think. Dread kan ook gevolgd worden door een zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden
- I dread diving off the high board.
- I dread driving at night.
- I dread your leaving someday.
- I dread his losing his way home.
- I dread to think what might happen.
- I dread to think about him disappearing.
- I dread conflict.
- I dread the night.