De distributieve determinator half wordt gebruikt om een hele groep die in tweeën verdeeld is aan te duiden. Half kan gebruikt worden als een distributief in verschillende soorten constructies. Andere fracties kunnen gebruikt worden in dezelfde constructies, hoewel deze minder frequent voorkomen.
Half kan gebruikt worden bij afmetingen die vooraf gaan door een onbepaald lidwoord (a of an). Bij dit gebruik gaat het om een afmeting.
Voorbeelden
- I had half a cup of milk left.
- I bought half a kilo of flour.
- He ran half a mile this morning.
- I will be back in half a minute.
Half kan gebruikt worden met zelfstandig naamwoorden voorafgegaan door the, a, een aantonend of bezittelijk voornaamwoord. In dat geval is de betekenis een concrete, fysieke verdeling, Het woord of kan vlak na half gezet worden zonder verandering in betekenis.
Voorbeelden
- Half the people have already left.
- Half of an apple isn't very much lunch.
- Did you use half my sugar?
- I will need half of the flour for my cake.
- I earned half of that money last summer.
- She found half these frogs in the river.
- I spent half that time on my project.
- You can take half of those books back.
- I've invited half my friends to the party.
- I've used up half of our eggs.
- You wasted half your money on that!
Half kan gebruikt worden bij meervoudige voornaamwoorden voorafgegaan door of.
Voorbeelden
- Half of us are going.
- He scolded half of you but he let the rest off.
- You couldn't find half of them?