Toekomst met "going"
Vorm
Als we going in een zin gebruiken om over te toekomst te praten, bestaat de vorm uit drie elementen:
het werkwoord to be vervoegd om overeen te komen met het onderwerp + going + de infinitief van het hoofdwerkwoord
Onderwerp | + to be (vervoegd) | + going | + infinitive |
---|---|---|---|
She | is | going | to leave. |
I | am | going | to stay. |
Bevestigend | |||
He | is | going | to jog. |
Ontkenned | |||
He | is not | going | to jog. |
Vragend | |||
Is | he | going | to jog? |
Negatief vragend | |||
Isn't | he | going | to jog? |
Functie
Het gebruik van going als verwijzing naar toekomstige gebeurtenissen suggereert een zeer sterke band met het heden. De tijd is niet belangrijk, het is later dan nu, maar de opvatting is dat het evenement afhankelijk is van iets in de huidige situatie waar we op de hoogte van zijn. Going wordt voornamelijk gebruikt om naar onze plannen en bedoelingen te verwijzen of om voorspellingen te doen op basis van huidig bewijs. In het dagelijkse spraakgebruik wordt going to vaak afgekort tot gonna, vooral in Amerikaans Engels, maar het wordt nooit op die manier geschreven.
Gebruik van "going" bij plannen en bedoelingen
Voorbeelden
- Is Freddy going to buy a new car soon?
- Are John and Pam going to visit Milan when they are in Italy?
- I think Nigel and Mary are going to have a party next week.
- We are going to have dinner together tomorrow.
- Aren't you going to stay at the library until your report is finished?
Gebruik van "going" bij voorspellingen
Voorbeelden
- He's going to be a brilliant politician.
- I'm going to have a hard time falling asleep.
- You're going to be sorry you said that.
- Is it going to rain this afternoon?
- Aren't they going to come to the party?